Geplaatst op Geef een reactie

Kletspraatjes

kletspraatjes

Mensen die mij kennen, zullen het u, beste lezer, bevestigen: ik ben nogal een kletsmeier. Ik kan uren volpraten als het onderwerp me boeit. Lesgeven, een lezing geven, zinvolle praat, kletspraatjes, …, noem het en ik doe het, inclusief verzoeknummers. Ik om uit een familie van kletskoppen. Bij ons thuis werd veel gepraat, besproken, onderhandeld en gediscussieerd. Vooral dat laatste. Het is niet verbazingwekkend dat ik een beroep heb waarbij praten essentieel is.

voorbeeld van het type wandelwagen in de tekst

Onderweg naar kantoor vanochtend kwam ik 2 situaties tegen waardoor ik op het verschijnsel kletsen, kletspraatjes en communicatie werd geattendeerd. De eerste was een vrouw die een kinderwagen met twee zitjes naat elkaar voortduwde (face forward, dus de kinderen keken vooruit, van de verzorgster vandaan) en aan beide kanten liep een kind met de hand aan de duwstang. De kinderen, 4 in totaal waren, schat ik tussen 1 en 3 jaar oud. De verzorgster (neem ik aan, ik kreeg niet de indruk dat ze de moeder was, maar ik kan het mis hebben).  De verzorgster liep druk te telefoneren. met weinig aandacht voor het verkeer of voor de kinderen. Even laten kwam ik langs een tweetal dames in geanimeerd gesprek. Ze stonde daarvoor met hun fietsen op de middenberm van een dubbele rijweg op de voetgangersoversteekplaats.

De beide dames waren aan het communiceren, ze stonden niemand in de weg. Prima, niets aan de hand. De mevrouw met de kindertjes communiceerde ook, maar niet met de mensen om haar heen. Niet met de andere verkeersdeelnemers om haar heen, niet met de aan haar zorgen toevertrouwde kindertjes. En kinderen, ik heb het al vaker gezegd, zijn net gewone mensen, met gewone mensenbehoeften, bijvoorbeeld aan communicatie en aan beschutting. De kinderen hadden onderling weinig tot geen contact en de verzorgster had geen contact met de kinderen. Zowel als moeder, grootmoeder, voormalig kleuterleidster als als lactatiekundige had ik zo mijn bedenkingen over deze situatie.

Mijn bedenkingen zijn voornamelijk van pedagogische aard.Begeleiding bij borstvoeding gaat ook over pedagogische begeleiding, want het voeden, verzorgen en koesteren van een kind is het begin van de opvoeding, het legt de basis voor de rest va de opvoeding. Mijn primaire vak (kleuterleidster) ging ook voor een flink deel over opvoeding. In de eerste plaats gaf de druk telefonerende verzorgster een heel slecht voorbeeld aan de kinderen: als verkeersdeelnemer, met of zonder voertuig, moet je je aandacht bij het verkeer houden en niet telefoneren of anderszins met je telefoon bezig zijn. Zij zou het gewenste gedrag moeten voorleven aan de kinderen waarvoor zij zorgt, net zoals je dat doet met het naleven van alle verkeersregels.

Wat mij meer stoorde was de volkomen afwezigheid van communicatie met de kinderen en bij de kinderen onderling. De kinderen in de wandelwagen zaten met het gezicht in de rijrichting en boven en naast hun hoofd was een afscheiding, een kap, waardoor ze elkaar en de naast hen lopende kinderen alleen konden zien als ze zich voorover bogen en het hoofd draaiden. De kinderen naast de wandelwagen konden ook de kinderen in de wagen en elkaar niet zien en de verzorgster was met haar aandacht elders.

Waarom ik hier zo’n punt van maak, vraagt u? Wel, kinderen zijn in het proces om mens-in-de-maatschappij te worden. Mens zijn ze al, maar ze moeten in die maatschappij mee kunnen. En om dat voor elkaar te kunnen krijgen, moeten ze communiceren met de andere deelnemers aan die maatschappij. En communiceren is iets dat je al doende en al afkijkend leert. Daarom moet er heel veel met kinderen worden gecommuniceerd, op allerlei manieren, alle manieren waarop mensen gewoonlijk met elkaar communiceren. In onze maatschappij is praten daarvan een belangrijk onderdeel. En om dat praten met elkaar goed te kunnen leren, moet je dat in het begin vooral doen als je je gesprekspartner aankijkt. Naast woorden, klanken en stemintonatie zijn ook lichaamstaal en gezichtsuitdrukking belangrijk bij het uiten en begrijpen van taal.

Een kind dat gereden wordt of meeloopt ziet van alles en nog wat onderweg en ervaart daar ook van alles en nog wat bij. Maar als er over dat wat gezien en gehoord en ervaren wordt niet wordt gesproken, leert het kind er weinig van. De verbindingen in de hersenen worden beter aangelegd als naast de informatie die zien en horen (en ruiken en voelen) binnen brengt, er ook bij wordt gepraat, als er woorden bij beelden komen.

Afgezien daarvan is het ook een stuk gezelliger als er met elkaar gepraat wordt tijdens een wandeling.

In mijn consulten praat ik voortdurende. Ik vertel de baby wat ik ga doen, wat ik doe en wat ik opmerk. Ik richt me afwisselend tot de ouder en het kind en wijs de ouders op wat ik opmerk aan het kind. Zo leren we allemaal van de hele ervaring: ik zie wat er aan de hand is, de ouders leren signalen van de baby herkennen en erop reageren en de baby voelt zich betrokken in het geheel en gaat vaak terug praten. Ook een baby die zelf nog niet met verstaanbare woorden communiceert, communiceert wel. Hij begrijpt de intentie van wat er hem wordt vertelt en hij oefent alvast het spreken zelf door het leren herkennen van klanken en betekenissen. De volgorde van leren spreken is luisteren, klanken herkennen en kunnen plaatsen bij omstandighede, dingen of begrippen, klanken leren vormen en samenvoegen tot voor anderen begrijpelijke woorden en zinnen. Kinderen tegen wie niet wordt gepraat, die niet worden voorgelezen, die geen versjes doen en dergelijke, heben het veel moeilijker met die eerste fase van het leren praten. Als er nooit iets tegen je wordt gezegd, leer je geen woorden, klanken en begrippen herkennen en kun je ze ook niet nadoen.

Ik had dus graag de wandelende dame een advies willen geven: leg die telefoon nu eens voor eventjes weg (of zet hem eens uit …), draai de zitjes in de wandelwagen om en praat met de kinderen voor wie je zorgt. Geef aandacht, want alles wat je aandacht geeft groeit.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.